Jonge polderkinderen kunnen trots zijn op hun traptrekker als sommige volwassenen op hun auto. Toen ik peuter was reed ik een knalrode Massey Ferguson, mijn jongere broers een John Deere (met voorlader!) en een Ford. Nog iets later kwam er een skelter, dáármee kon je pas scheuren. Als het even kon (mama niet keek), gingen we de weg op.
Slakken zoeken in de berm, vlinders vangen, slootje springen. Een groepje wielrenners opjagen.
Het granieten kruis, een monument bijna twee kilometer verderop, betekende twee dingen. Dat ik veel te ver van huis was – en dat op deze plek, langgeleden, een Engels vliegtuig was neergestort.
Vliegtuigbrokstukken
Het oorlogsmonument aan de Lindeweg tussen Luttelgeest en Emmeloord maakte indruk, niet in de laatste plaats omdat er RIP op stond – een griezelig woord dat ik enkel kende uit Paul van Loons Griezelbus. Hoe dan ook, het stemde zwaar en een beetje angstig, en zonder uitzondering keerde ik op die plek om.
Hier viel op 3 januari 1944 een geallieerd vliegtuig, staat verder op het kruis. Daaronder de namen van zeven gevallenen. Vier van hen, Australiërs Weatherhill, Looney, Hemmingway en Brit Cowell, werden begraven in Vollenhove. De lichamen van drie anderen –Gage uit Groot-Brittannië, Todney en Symonds uit Australië– werden nooit teruggevonden.
Middenin de nacht stijgen de zeven vliegeniers met een Lancaster bommenwerper op in Engeland en gaan onderweg naar Berlijn. De Britten hebben, twee dagen terug, misschien nog nieuwjaar gevierd met hun families. Misschien is het de eerste keer dat ze op pad zijn: piloot Jack Weatherhill is pas twintig jaar oud, net als een deel van zijn bemanning.
Koud onderweg of Lancaster JA902 wordt neergehaald door een Duits gevechtsvliegtuig. Op website nopinoorlogstijd.nl lees ik dat bij het raken van de grond een aanwezige bom afgaat, die een gat slaat van 20 meter doorsnee en zo’n vijf a zes meter diep. De knal klinkt tot in Vollenhove, in het nabijgelegen arbeiderskamp Zwolsevaart sneuvelen alle ruiten.
Nog steeds vinden boeren op aangelegen percelen zo nu en dan brokstukken, éen heeft zelfs een deel van de propellor op zijn erf staan.
Oorlogsstrijd in de polder
Ook de polder, nauwelijks droog, speelt een rol in de tweede wereldoorlog. Om de Arbeidseinsatz, of tewerkstelling, in Duitsland te vermijden, gaan veel mannen aan de slag in de polder– soms liefkozend Nederlands Onderduikers Paradijs genoemd. Dat ziet de Duitse bezetter lange tijd door de vingers, want zij heeft baat bij een snelle ingebruikname van het nieuwe land. In deze oorlogstijd is immer altijd te kort aan voedsel– voor de Duitse wereldmacht is iedere hectare vruchtbare landbouwgrond broodnodig.
Meer plekken in de polder herinneren aan een hevige oorlogsstrijd. De monumentpalen met een knaloranje vliegtuigje op de top, die wijzen op de vele vliegtuigen –200 in het IJsselmeer, 29 in de Noordoostpolder– die neerstortten. De Harmen Visserpleinen in Emmeloord en op Urk, genoemd naar de verzetsstrijder die in april 1945, een dag ná de bevrijding van zijn standplaats Vollenhove, doodgeschoten werd. De Onderduikersweg, het Onderduikerspad en de Onderduikerstocht, tussen Espel en Creil.
Andere verzetshelden, actief elders in het land, worden ook geëerd in de Noordpolder: Hannie Schaft, Karel Doorman en Johannes Post (allen een weg) Han Stijkel (parkeerplaats aan de A6), Titus Brandsma (basisschool in Nagele).
Lipowski, Sloma en Brillowski
Een van de meest mysterieuze oorlogsverhalen uit de polder is misschien dat van de naamgevers van de Polenweg en Polentocht boven Bant.
De drie helden in dit verhaal: Lipowski, Sloma en Brillowski, drie jonge Poolse mannen die deeluitmaakten van de Wehrmacht en in Lemmer gestationeerd werden. Wat ze in eerste plaats bij het Duitse leger deden, is onduidelijk. Misschien was het een uitvlucht uit hongersnood en armoede in hun thuisland, oppert schrijver Theo Gaasbeek in De Noordoostpolder. Hoe ze in contact kwamen met het ondergrondse verzet is óók in nevelen gehuld. Hoe dan ook, de drie zouden voorkomen hebben dat de Duitsers de polderdijken opbliezen opdat het land, een doorgangsroute voor de Canadese geallieerden, onder zou lopen, door… de lonten te jatten.
Ach, de waarheidsgetrouwheid van deze hele geschiedenis is betwistbaar, bronnen zijn er eigenlijk niet. Neemt niet weg dat de drie achteraf medailles in ontvangst namen, een straat naar zich genoemd kregen. En er werd geld ingezameld om hen, zolang ze niet naar Polen terug konden keren, te onderhouden. Zelf waren ze overigens niet erg overtuigd van hun heldhaftigheid – of ze beschikten over een nuchterheid die haast polders genoemd kan worden. Immers zeiden ze achteraf: ‘Ze huldigen ons maar, maar eigenlijk hebben we niet veel gedaan.’
En hoewel het een niets met het ander te maken heeft, poppen mij hier altijd een paar regels van mijn favoriete Poolse dichter, Czesław Miłosz, op:
Men heeft de mens weten bij te brengen
Dat als hij leeft, dan alleen dankzij de genade van de machtigen.
Laat hij zich dan bezighouden met koffiedrinken en vlinders vangen.
Jo Visscher
april 16, 2018 at 8:46 pm
Mooi geschreven, van persoonlijk heden naar gedeeld verleden.
fix your house for free
augustus 29, 2024 at 3:01 pm
Reading your essay was a true pleasure for me. You were quite successful in elucidating the subject, and your writing is both interesting and easy to understand. The principles were much easier to grasp after reading the examples you provided. Your expertise is much appreciated.