In het erfgoeddiscours heeft het lang geduurd tot het werk van lokale, autodidactische kunstenaars volledig werd gewaardeerd. En dat terwijl veel van deze zogenaamde “naïeve kunst” niet afdoet voor het werk van geschoolde kunstenaars. Er is één groot verschil: naïeve kunst ontstaat in de marges, de rafelranden van de samenleving, los van de invloeden van de heersende kunststromingen en blijft dus een zuiver “idee” van de kunstenaar.
Naïeve kunst, “outsider art” en “primitieve kunst”, zijn termen (met een negatieve bijklank!) die elkaar overlappen en enigszins in dezelfde richting wijzen. Het is moeilijk om, door de westerse kunsthistorische bril, deze groep autodidactische kunstenaars recht te doen en hun werken los te zien van wat wij als “ware kunst” beschouwen. Sinds bijvoorbeeld de opening van een Outsider Art Museum – gelieerd aan de Hermitage aan de Amstel – en tal van regionale musea voor autodidactische kunstenaars zijn we naïeve kunst steeds meer gaan herwaarderen.
Jan de Knipper
In het museum “Het Oude Raadhuis” op Urk is een zaal ingericht voor de Urker kunstenaar Jan Visscher (néé, geen familie), in de volksmond ook wel “Jantje de Knipper” genoemd. Zover mij bekend is dit de eerste kunstenaar van Urk, als we de dichters en ambachtswerkers even buiten beschouwing laten. Visscher was van Marker afkomst, werd in 1855 op Urk geboren en overleed in 1938 – vlak voor de aanleg van de Noordoostpolder. Toen Jan twaalf jaar oud was, nam hij een keukenschaar ter hand om zich een discipline aan te leren: die van de knipkunst.
Zoals menig Urker koos Jan Visscher het ruime sop: hij werd visserman. Bij blak water zat hij aan dek met een grote keukenschaar werkjes uit afvalpapier te knippen en bij thuiskomst ging dat werk door. Botters knipte hij, compleet met tuigage (“alles zit er an”, zou menig Urker hebben gezegd). Ook Bijbelse tafereeltjes genoten zijn voorkeur en in zijn vroege jaren knipte hij vaak het Paradijs (“paredijs”, noemde hij het zelf) uit Genesis. De knipwerkjes voorzag hij – laaggeletterd (maar niet analfabeet!) als hij was – met opschriften, hoofdletters en kleine letters door elkaar gehusseld: HeB GY ooK niet van die BooM GeGeten Zoek dan en GY ZULt vinden KloPt en U ZaL GeHopent Worden (let op de toegevoegde “h” in geopend, het Urker dialect schemerde ook in zijn opschriften door!).
Het Kerkje aan de Zee
“Hoe doen je dat toch, Jan?”, vroegen de Urkers, wanneer ze hem weer bezig zagen. “Nou, dat got vanzelf”, antwoordde hij dan. Hij genoot zelfs enige status als kunstenaar: al vroeg op de zondag werd hem toegang verleend tot het Kerkje aan de Zee, om zich daar te laten inspireren voor de serie die zou uitgroeien tot zijn beste werk. Daar had hij grote vellen sitspapier voor nodig, die hij over liet brengen uit Enkhuizen.
Dit werk is in fascinerend in velerlei opzichten. Alles is in het werk meegenomen: het hek rondom het kerkje, de laaggeschoren heg, de toegangspoort met het opschrift “LAASSTE RUST PLAAS (sic)”, de bomen rondom de dodenakker. Er is op een vernuftige manier gebruik gemaakt van een dubbelgevouwen perspectief, zoals bijvoorbeeld ook in het kubisme aan te treffen is. Kijken we naar het kerkje zelf, dan zien we zowel de buitenkant als het interieur, een stijlvorm die vaker in verbeeldingskunst is terug te vinden. We zien de kansel, het scheepje aan het plafond, het orgel, de consistorie, ja zelfs het trappenhuis naar de “kraak”, de galerij.
Erkenning
Nee, rijk is Jan van het knippen nooit geworden. Hij sleet zo nu en dan een knipwerkje aan de kade aan een toerist voor een grijpstuiver. Een hoogtepunt in zijn carrière was een uitnodiging voor de Zuiderzeevisserijtentoonstelling in Enkhuizen, 1930. De 75-jarige visser gaf er een demonstratie van zijn knipkunsten. Hoewel de Urker bevolking – niet bijzonder gewend aan kunst – zijn werk nooit volledig op waarde heeft kunnen schatten, kreeg hij hier op zijn oude dag zijn verdiende erkenning. Zo was Jan de eerste Urker die in de Scheen Lexicon verscheen. Veel werk van Jan zou in de loop der jaren verloren gaan, maar dankzij enkele verzamelaars is het een en ander bewaard gebleven.
Wie het werk van Jan wel op waarde schatte, dat was de dichteres Mariap van Urk: “Zo gij dus mocht bezitten / Door toeval of door geld / Iets van de oude knipper / O, blijf er op gesteld. / Verkoop het aan geen ander / Maar, om de Urker eer / Hangt gij het in Uw kamer / Of in Uw gangen neer!!” (uit “Urker Ambachten en Bedrijven”, Vereniging van vrienden van het Zuiderzeemuseum, Enkhuizen, 1955). Tot op de dag van vandaag inspireert Jan de Knipper anderen, zoals Henk Kapitein, die de bijnaam van Jan heeft overgenomen.
Jan Visscher stierf op 83-jarige leeftijd, zonder geld en kinderloos. Er was zelfs geen geld voor een grafsteen – en dan valt opeens op dat in zijn voorstelling van het Kerkje aan de Zee helemaal geen grafstenen voorkomen.
Voor dit artikel heb ik onder andere dankbaar gebruik gemaakt van een artikel van Hil Bottema, dat verscheen in “Het Nederlands Openluchtmuseum”, Bijdragen en mededelingen Jaargang 23 no 2, 1960, dat later integraal werd opgenomen in “Rondom het Urker Volksleven”, 1e jaargang nr. 2, augustus 1972, onder redactie van K. L. Koffeman.
Het werk van Jan Visscher is onderdeel van de permanente expositie in Museum Het Oude Raadhuis.
– Bas Visscher