De zomerperiode staat bol van de activiteiten in het kader van 100 jaar Zuiderzeewet. Tijdens de vele vieringen dit jaar wordt veelal gekeken naar de voorspoed die de Afsluitdijk, Wieringen en de Flevopolders ons hebben gebracht, maar een ander aspect blijft een beetje onderbelicht: de oppositie. Want weerzin tegen de plannen was er zeker.
In het onlangs verschenen boek “Polderkoorts”, schrijft Emiel Hakkenes dat bij de afsluiting van de Zuiderzee in 1932 de vlaggen op de vissersschepen halfstok gingen. Op Urk is vooral Mariap van Urk bekend, de dorpsdichteres die in haar gedichten de drooglegging bekritiseerde. In Harderwijk besloot een ondernemer zelfs de politiek in te gaan om felle oppositie te voeren.
Een groot boerenkerkhof
Eibert den Herder (1876-1950) verzette zich hevig tegen de Afsluitdijk. Den Herder was een ondernemer en een politicus uit Harderwijk. Hij had een grote vismeelfabriek; vermalen vis die hij aan boeren verkocht als veevoer. En daarnaast was hij oprichter van een veerdienst tussen Harderwijk en Amsterdam. Hij zat er bovendien twintig jaar in de gemeentepolitiek. De inpoldering van de Zuiderzee stemde hem woedend, Eibert dacht dat Nederland zonder de Zuiderzeevisserij economisch ten onder zou gaan.
Destijds heerste het idee dat je op de eilanden de “Oernederlander” kon vinden. Nu leefden ze nog in relatief isolement — maar in contact met de polder zouden ze hun eigen karakter verliezen. Dus maakte hij met zijn boot excursies naar Marken, naar Urk. Hij maakte er zelfs een flm over. Ten tweede: hij voorzag dat de Afsluitdijk en de IJsselmeerdijken niet stevig genoeg zou zijn. Het zou, in zijn woorden, “Een groot boerenkerkhof” worden.
“Vent, doe toch eens wat!”
Maar Den Herder ging veel verder dan het maken van een film alleen. Hij schreef talloze boekjes, gingen als warme broodjes over de toonbank. Kijk, de meeste vissersdorpen zijn behoorlijk orthodox, trouw aan de regering. Inwoners zijn trouw, komen niet zo snel in opstand tegen de regering. Maar ook al kwam de mens niet in actie, ze wilden wel de keerzijdes weten, die Eibert breed uitmeette. Eibert stuurde een spervuur aan brieven naar Den Haag.
Op een zoveeljarig jubileum, waarbij een minister naar Harderwijk kwam, trok-ie hem —op het bordes van het stadhuis aan zijn jasje: “Vent, doe toch eens wat!”
De hoge heren, want hij bond de strijd aan met de zogenaamde elite, waren het niet gewend zo aangesproken te worden. Eibert vond dan ook een geen gehoor. Hij beheerste hun omgangsvormen niet, sprak hun taal niet.
Door de realiteit ingehaald
Dan richtte hij zelf maar een politieke partij op. Met de Zuiderzeepartij wilde hij bij de verkiezingen in 1933 in de Tweede Kamer. De Afsluitdijk lag er al — maar misschien kon hij de beoogde inpoldering nog stopzetten? Helaas, hij kwam niet eens in de buurt.
Den Herder is een wat driftige man en naarmate protesteren minder en minder zin heeft —de Noordoostpolder ligt al haast droog, hij is volledig ingehaald door de realiteit en de aandacht voor Den Herder verslapt ook in Harderwijk, blijft hij schrijven. En die laatste boekjes zijn steeds bozer en radicaler van toon. Tegen het einde van zijn leven, Den Herder sterft in 1950, brengt hij enkel nog nare visioenen naar buiten.
“God zal de Nederlanders afstraffen voor het ingrijpen in de schepping. Met overstromingen en storm zal de creatie van eigen land bestraft worden.” Den Herder krijgt steeds meer waanbeelden. Uiteindelijk sterft hij eenzaam, in zijn bitterheid en in zijn eigen gelijk. En het was zijn Harderwijk, een echte vissersplaats, die uiteindelijk zwaar getroffen werd, toen visserij er niet meer mogelijk was.
Parallellen tussen toen en nu
Ik vroeg Emiel Hakkenes, schrijver van Polderkoorts die vier jaar lang onderzoek deed naar Eibert den Herder en aan wiens boek ik feitelijk mijn hele relaas over Eibert ontleen, of hij sympathie gekregen heeft voor de beste man —die toch ook een opvliegend karakter had en uiteindelijk wat bozig werd. Dit was zijn antwoord uitmondend in een heel hedendaagse boodschap over vooruitgang:
“Ja, ik heb sympathie gekregen. Omdat ik denk dat hij het goed bedoelde. Ook omdat ik denk dat over het algemeen bij dit soort grote, ingrijpende projecten —zoals de afsluiting van de Zuiderzee— écht te weinig gekeken wordt naar wat het betekent voor mensen die hierdoor gedupeerd raken. Hij was hun spreekbuis. Ik heb altijd sympathie voor de underdog, of voor de verliezers van de geschiedenis. En ja, Eibert is hun stem.
En de parallellen zie je nog steeds. Kijk bijvoorbeeld naar Vliegveld Lelystad. Hoe daar (misschien wel gegronde) bezwaren van omwonenden gewoon platgewalst worden. Of kijk naar hoe het gaat met het winnen van het aardgas in Groningen, hoe daar met gedupeerden wordt omgegaan. Weet je, het is altijd alsof de vooruitgang altijd maar door moet en niet mag stoppen. En als je daar kritiek op hebt, of je wil er iets tegenin brengen, dan word je aan de kant geschoven. Dat patroon zie je volgens mij nog steeds, en Eibert probeerde dat te trotseren. Daarom heeft hij echt wel mijn sympathie gekregen.”
Bovenstaand artikel is een bewerking van de lezing die wij uitspraken op Urk, 14 juli j.l.
Het boek “Polderkoorts” van Emiel Hakkenes is hier verkrijgbaar. 13 september a.s. geeft Emiel Hakkenes een lezing in het Stadsarchief van Kampen.
– Linda van der Pol & Bas Visscher